
Hafsah de Vos-Warraich, Contractmanager bij de SOJ
‘Zorgaanbieders laten aansluiten bij onze kwaliteitscriteria’
Op basis van de Jeugdwet zijn gemeenten verantwoordelijk voor uitvoering van de Jeugdwet. De tien gemeenten in Zuid-Holland Zuid hebben hiervoor de Serviceorganisatie Jeugd (SOJ) in het leven geroepen. Dit organisatie-onderdeel van de DG&J organiseert en financiert de jeugdhulp. SOJ contracteert partijen in de regionale zorgmarkt, doet accountmanagement, budgetbeheer en informatievoorziening. Hafsah de Vos-Warraich is Contractmanager bij de SOJ. Vijf vragen over haar werk.
1.
Schets nog even het werk van de SOJ?
Hafsah: ‘Sinds de zomer van 2020 werk ik bij de SOJ. Ons werk is volledig gericht op de Jeugdwet. Wij zijn de regionale uitvoeringsorganisatie, maar denken natuurlijk mee met de gemeenten en adviseren hen. De inzet van jeugdhulp is altijd tijdelijk. Lokale teams, huisartsen of gecertificeerde instellingen bepalen of een gezin of een jongere jeugdhulp nodig heeft. Zij stellen een zogeheten beschikking of bepaling op en verwijzen de jongere door naar een door ons gecontracteerde zorgaanbieder. Ook wij ontvangen de beschikking, onderhouden vervolgens het contact met de aanbieder en zorgen voor de bedrijfsvoering.’

Hafsah de Vos-Warraich, contractmanager SOJ
2.
Wat is jouw taak als contractmanager?
Hafsah: ‘Elke contractmanager van SOJ heeft een portefeuille van zorgaanbieders die actief zijn in een bepaalde branche. Ik houd me bezig met zorgaanbieders die zich richten op de zorg voor jongeren met een verstandelijke beperking. Deze jongeren kunnen gebruik maken van zorg uit meerdere door ons opgestelde ‘zorgsegmenten’, zoals dagvoorziening (kinderdagcentrum of medisch kinderdagverblijf), wonen of begeleiding. Ik voer structureel gesprekken met alle gecontracteerde zorgaanbieders over de gemaakte afspraken in het contract en over het nakomen hiervan, over signalen en trends in het zorglandschap en mogelijke verbeteringen. Door trends te ontdekken kun je komen tot innovaties, zoals het integreren van zorg en onderwijs. Het geeft voldoening om te zorgen dat aanbieders zorg leveren die voldoen aan de gestelde kwaliteitscriteria. We hebben te maken met een kwetsbare groep. Voor hen is kwaliteit van cruciaal belang en vanuit mijn rol kan ik op deze wijze mijn bijdrage leveren.’
3.
Wie zijn je samenwerkingspartners?
Hafsah: ‘Er is één beleidsambtenaar die de tien gemeenten in de regio vertegenwoordigt. Die is vaak aanwezig bij gesprekken met grote zorgaanbieders of met zorgaanbieders die lokaal veel impact maken. Daarnaast is er per branche een structurele samenwerking tussen SOJ en gemeenten. Onder andere om te overleggen over signalen die we ophalen bij zorgaanbieders, en de acties die hieruit voortvloeien. Zo is het bijvoorbeeld belangrijk goed contact te hebben over aanpalende wetgevingen zoals de Wet Langdurige Zorg (WLZ) en de WMO. Verder hebben we contact met organisaties in andere regio’s als de zorg regio-overstijgend is, of als er landelijke veranderingen zijn. Dan bespreken we met elkaar een uniforme aanpak. Andere samenwerkingspartners zijn de verwijzers en niet te vergeten natuurlijk de zorgaanbieders zelf.’


4.
Waar ligt de focus op dit moment?
Hafsah: ‘Binnen de SOJ zijn we druk met het Verbeterprogramma Inkoop. Dat valt samen met de afloop van de huidige contracten met alle zorgaanbieders, eind 2025. De focus in de nieuwe contracten vloeit voort uit het programma 'Beschikbare en betaalbare jeugdhulp’. Er komen weliswaar geen nieuwe aanbestedingen, maar wel wijzigingen en aanscherpingen voor de gecontracteerde zorgaanbieders. Ook willen we dat zorgaanbieders meer gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor de meest kwetsbare groep jeugdigen. In het verlengde hiervan voegen we hoogspecialistische zorg en crisiszorg samen in één segment. Dat betekent dat aanbieders die actief zijn in dit segment, gezamenlijk deze hulp moeten kunnen uitvoeren.’
5.
Waar liggen de uitdagingen?
Hafsah: ‘De uitdaging zit in het parallel aan elkaar lopen van transformeren en besparen. Het is de bedoeling dat minder complexe zorg minder snel ‘beschikt’ wordt, en dat ambulante hulp en enkelvoudige hulp vaker via de lokale teams loopt. Daarbij moet er meer aandacht komen voor het (gezin)systeem (0-100 teams) en voor lokale voorzieningen die er per gemeente zijn. Het zal een hele cultuurverandering zijn om meer hulp via lokale teams en de lokale voorzieningen te bieden, sneller af te schalen of jeugdhulp te stoppen. Dat vereist dat alle organisaties, verwijzers, zorgaanbieders, gemeenten dezelfde beweging stimuleren. Cultuurveranderingen kosten over het algemeen veel tijd, dat is denk ik de grootste uitdaging.’