
Medisch antropologisch onderzoek naar KnGG-aanpak
‘Aanpak obesitas optimaliseren met meer sensitiviteit en aandacht voor sociale factoren’
Het onderzoeksteam van GGD Zuid-Holland Zuid deed afgelopen jaar onderzoek naar de Ketenaanpak Kind naar Gezonder Gewicht (KnGG) in de regio. De centrale vraag was in hoeverre de aanpak goed aansluit bij de behoeften van de gezinnen, en welke aanpassingen eventueel nodig zijn om dit te verbeteren. Bijkomend doel was om alle betrokkenen inzicht te geven in de complexiteit van de KnGG-aanpak in de praktijk.
Context: over de KnGG-aanpak
‘De KnGG-aanpak is in 2020 in Dordrecht gestart,’ vertelt Jenna Davies van DG&J, in haar rol als regio-coördinator van deze ketenaanpak. ‘Inmiddels doen 8 gemeenten in Zuid-Holland Zuid mee. Iedere gemeente heeft een eigen KnGG-projectleider. Jeugdartsen bij Jong JGZ of kinderartsen vanuit de ziekenhuizen verwijzen de gezinnen door. Aanleiding is altijd overgewicht of obesitas bij een kind, gecombineerd met andere problematiek in het gezin. Het overgewicht is een symptoom van onderliggende problemen zoals psychische, opvoedkundige of financiële problemen. In die gezinnen gaat het vaak om puur overleven. Dan is er geen ruimte en aandacht voor een gezonde leefstijl. Het helpt als we dichterbij en áchter de voordeur kunnen komen, zoals de centraal zorgverlener in de KnGG-aanpak dat doet. Uniek in die aanpak is dat het overgewicht en de gezinsproblematiek tegelijk worden aangepakt, in een samenwerking tussen het zorgdomein en het sociaal domein. Het is een vrijwillig traject, de gezinnen hebben zelf de regie en wij staan naast ze. Een traject duurt gemiddeld 1,5 jaar. In Dordrecht worden nu ruim 50 gezinnen geholpen en er staan er bijna 50 op de wachtlijst – zo hoog is de nood. En dan hebben we de aanpak nog niet eens breed gecommuniceerd in het netwerk, om nog meer aanvragen te voorkomen.’
Onderzoek: medisch antropologisch
In het algemeen richt medisch antropologisch onderzoek zich op het bestuderen en begrijpen van culturele, sociale en politieke factoren die de ervaring, verspreiding en behandeling van ziekten kunnen verklaren. In het geval van de KnGG-aanpak gaat dit dus om obesitas. Het onderzoeksteam heeft daarvoor de volgende deelonderzoeken gedaan:
- Observaties bij 9 gezinnen die aan de KnGG-aanpak deelnemen;
- Semi-gestructureerde interviews met ouders of zorgdragers en met centraal zorgverleners;
- Observaties bij ketenpartners;
- Kwalitatieve, thematische analyse van data en (vak) literatuur.
‘Het veldwerk en de analyse duurde in totaal ongeveer een jaar,’ vertelt onderzoeker Lisa van Son van de GGD. ‘Vooral het vertrouwen winnen van de gezinnen kost tijd. Maar we zouden ervoor willen pleiten dit soort kwalitatief onderzoek vaker te doen. Het geeft veel context bij de cijfers en concrete handvatten om een aanpak te verfijnen. Het brengt zowel de ervaringskennis van de gezinnen als de professionele kennis van zorgverleners naar boven. Cijfers brengen alleen de problemen in kaart, maar kwalitatief onderzoek brengt dus ervaringen vanuit alle lagen naar boven. Dit zorgt voor een grotere bewustwording bij zorgverleners en een groter inlevingsvermogen bij de beleidsmakers.’
Inzichten: drie thema’s
1. Kennisverzameling en aansluiting bij gezinnen
Tijdens hun huisbezoeken verzamelen de centraal zorgverleners via gesprekken en observaties kennis over voedings- en gezinsgewoonten in een gezin. Hierbij focussen ze nu vooral op individuele beperkingen (bijvoorbeeld het ontbreken van kennis en vaardigheden) en minder op contextuele beperkingen (zoals armoede en andere omgevingsfactoren). Maar of gezinnen in staat zijn een ‘gezonde keuze’ te maken, moet gezien worden tegen het licht van de gestapelde problematiek waarmee ze te kampen hebben. In bovendien vaak een ongunstige omgeving, met méér aanbod van ongezond voedsel en minder mogelijkheden tot veilig buitenspelen. Om écht duurzame veranderingen te realiseren is het cruciaal het vertrouwen in de gezinnen te winnen en te behouden. Dat kan alleen door óók oog te hebben voor de omgevingsfactoren en contextuele beperkingen, de ongunstige leef- en voedselomgeving. Alleen dan kunnen de handelingsmogelijkheden van de centraal zorgverleners efficiënter worden, omdat ze beter aansluiten bij de wensen, behoeften en problematiek in de gezinnen. Focus vervolgens op kleine, haalbare stappen om te voorkomen dat gezinnen zich overweldigd voelen.
2. (Culturele) sensitiviteit
Er is een sterke behoefte aan cultuursensitieve zorg binnen de KnGG-aanpak. Het is belangrijk dat centraal zorgverleners zich bewust zijn van de voedingsgewoonten en culturele achtergronden van de gezinnen. Hierbij gaat het niet alleen om eventuele migratie-achtergronden; élk gezin heeft een eigen culturele identiteit. Als de adviezen hier niet goed op aansluiten, kan er weerstand ontstaan waardoor de aanpak minder effectief is. Het contact met de gezinnen kan juist verbeteren als de centraal zorgverleners stereotype opvattingen proberen los te laten en met een persoonlijke nieuwsgierigheid en open communicatie het gezin tegemoet treden. Cultuursensitief en persoonsgericht werken zorgen voor een echte ontmoeting tussen de gezinnen en de zorgprofessional. Dit geldt overigens niet alleen voor de centraal zorgverlener; het helpt ook de ketenpartners om effectieve en empathische ondersteuning te kunnen bieden.
3. Vertrouwen en sensitiviteit in de zorgrelatie
Vertrouwen speelt een cruciale rol in de relatie tussen centraal zorgverleners en gezinnen. Een sterke vertrouwensband maakt het gemakkelijker gevoelige onderwerpen, zoals overgewicht, bespreekbaar te maken. Door aandacht te hebben voor de bredere context van de gezinnen kunnen centraal zorgverleners deze vertrouwensrelatie versterken en aansluitende zorg bieden. Zij hebben zo een drempelverlagende rol als het gaat om het betrekken van ketenpartners, zoals diëtisten of sportconsulenten. Daarbij is sensitief taalgebruik belangrijk. Ongevoelig woordgebruik en het herhaaldelijk wegen van kinderen door ketenpartners kunnen schadelijk zijn voor de effectiviteit van de aanpak. Alle betrokken zorgverleners moeten dus goed samenwerken en dezelfde waarden delen. Want de mate van vertrouwen tussen zorgprofessional en kwetsbare doelgroepen blijkt bepalend voor het succes van de zorgtrajecten. De centraal zorgverleners kunnen in hun rol als belangenvertegenwoordiger en door hun sensitiviteit ook tegenwicht bieden aan eventueel dominante, medische benaderingen die te veel nadruk leggen op meten en wegen.
Toelichting door Lisa van Son en Jenna Davies
‘Het is duidelijk dat de aanpak nu nog te medisch georiënteerd is. Bij iedere ketenpartner moet het kind op de weegschaal en wordt er te veel gekeken naar de uitkomst, het verlies van gewicht. Dat is niet zo heel sensitief. Beter is het om te focussen op de sociale aspecten. Centraal zorgverleners kunnen hierbij een belangrijke rol spelen, tegenwicht bieden tegen deze ‘dominante medische positie’ en een brug slaan tussen het medisch en sociaal domein. Verder zien we nog wel veel stereotype opvattingen, bijvoorbeeld over eetgewoonten. Daarom is informatieoverdracht, gelijkwaardigheid en gelijkgestemdheid tussen de zorgverleners zo belangrijk, ook om herhaling van handelingen richting het gezin te voorkomen. Een klein kwalitatief lokaal netwerk van ketenpartners heeft in dat opzicht de voorkeur.’
‘Alle centraal zorgverleners krijgen een training waar cultuursensitiviteit onderdeel van is. Alle ketenpartners krijgen die in de toekomst ook. Het moet voor iedereen in de keten duidelijk zijn dat het niet gaat om het BMI-cijfer, maar om de kwaliteit van leven. Dát moet verbeteren. Daarbij willen we vooral het belang van een stappenplan benadrukken. Van kleine, reële stappen en het vieren van iedere behaalde stap. Dat helpt gezinnen – én zorgverleners – om het vol te houden. Het is zeker in het begin een intensief traject, maar op de lange termijn blijkt dat heel effectief, omdat je tot de kern van het probleem komt en niet in symptoombestrijding blijft hangen.’
Meer weten?
Meer informatie over het onderzoek vindt u in het volledige onderzoeksverslag, waarin de methodologie en de gedetailleerde onderzoeksresultaten zijn beschreven.
Zijn er vragen over dit onderzoek, neem dan contact op met Lisa van Son via law.van.son@ggdzhz.nl